De trainer besteedt honderden uren aan zijn atleten, meestal vrijwillig, en krijgt daar slechts zelden een schouderklopje voor in de plaats. Achter elke sterke atleet staat nochtans een minstens even sterke trainer. Atletieknieuws plaatst daarom enkele trainers in de kijker. Vandaag François Gourmet, als atleet nog goed voor 7.974 punten op te tienkamp en nu trainer van onder meer Robin Vanderbemden en Julien Watrin.

François, wat is jouw filosofie als trainer?

“Er is een verschil tussen hard trainen en juist trainen. Ik individualiseer heel erg in functie van de kwaliteiten van de atleet. Er is geen algemeen recept. Ik geef veel kleine oefeningen op basis van de foutjes tijdens wedstrijden. Een chronometer gebruik ik zelden op training, maar aan de manier van lopen hecht ik veel meer belang. Daarnaast doe ik alles voor mijn atleten, en ben ik als een vader voor hen.”

Ben je dan eerder iemand die je atleten pusht, of iemand die moet afremmen?

“Met de constructie van een atleet ben ik heel geduldig. Je hebt een goeie basis nodig. Als ik even mag vergelijken met een auto: ik neem alle tijd om een goeie carrosserie op te bouwen, alvorens we de motor gaan oppompen. Een jeugdatleet moet winnen op basis van techniek en talent, niet op basis van zware trainingen.

Is er bij jou een groot verschil tussen winter- en zomertrainingen?

“Ja. In de winter doen we veel meer trainingen naast de piste. Vóór januari trekken we amper de spikes aan. De zomer is dan heel kwalitatief: weinig herhalingen, weinig trainingen. Mijn atleten lopen maar drie keer per week, maar in de winter komen daar heel wat andere trainingsvormen bij. In de zomer lopen we nog altijd drie keer per week, maar nemen al die andere trainingen stilaan af.”

Kies jij als ex-tienkamper voor een heel algemene, gevarieerde manier van training geven?

“Mijn atleten hebben een grote hoeveelheid aan gevarieerde oefeningen, maar wel telkens met een doel specifiek voor de spurt. In een krachttraining zullen ze bijvoorbeeld elke keer minstens tien verschillende oefeningen moeten afwerken. Ook thuis moeten ze nog andere oefeningen doen.”

Wat is voor jou het belang van krachttraining voor spurters?

“De houdingsspieren zijn voor mij veel belangrijker dan de pure krachtspieren. In de basisoefeningen op krachtvlak zijn mijn atleten eigenlijk niet heel sterk. Ze moeten beseffen waarom ze een oefening toen, ze onder de knie krijgen, en pas dan kan het gewicht omhoog.”

Julien Watrin geeft de stok door aan Robin Vanderbemden – Foto: Jeroen De Meyer

Hoeveel keer per week zitten jullie in de powerzaal?

“Voor Julien Watrin en Robin Vanderbemden is dat tot wel negen keer per week. Ze doen daar dan drie keer pure krachttraining, drie keer houdingstraining en drie keer versterking van hun voeten en enkels.”

Krijg jij als coach voldoende ondersteuning?

“Dankzij Julien en Robin, en mijn club Seraing, moet ik nog maar één dag per week gaan werken naast de atletiek. Ik verdien niet veel geld, zoals sommige trainers in de Verenigde Staten, maar het is genoeg om van te leven. Ik moet toegeven dat ik het geluk heb om mijn passie op deze manier te kunnen beleven. Het enige probleem blijft het ontbreken van infrastructuur, en dan vooral de afwezigheid van een indoorzaal.”

Wie betaalt dan concreet jouw loon?

“ADEPS betaalt twee vijfde, de club betaalt twee vijfde en dan komt nog één vijfde van mijn werk in de Decathlon.”

Foto: Jeroen De Meyer

Tot slot: als je mag dromen, waar zie je Robin en Julien dan staan op de Spelen in Tokio in 2020?

“Voor Robin een Belgisch record op de 200 meter, voor Julien een Belgisch record op de 400 meter horden. De Belgian Tornados winnen een medaille op de 4×400, mét Robin en Julien in de ploeg tijdens de finale.”

 

Version française:

L’entraîneur passe des centaines d’heures auprès de ses athlètes, la plupart du temps bénévolement, et reçoit seulement parfois une tape dans le dos en guise de remerciements. Derrière chaque grand athlète se cache pourtant un entraîneur au moins tout aussi grand. Atletieknieuws met ainsi quelques entraîneurs à l’honneur. Place aujourd’hui à François Gourmet, auteur de 7.974 points au décathlon en tant qu’athlète et désormais entraîneur notamment de Robin Vanderbemden et Julien Watrin.

François, quelle est ta philosophie en tant qu’entraîneur ?

“Il y a une différence entre s’entraîner dur et s’entraîner bien. Je personnalise beaucoup en fonction des qualités de l’athlète. Il n’y a pas de recette générale. Je donne beaucoup de petits exercices sur base de petites fautes durant les concours. J’utilise rarement un chronomètre à l’entraînement, mais j’attache beaucoup plus d’importance à la manière de courir. Je fais en outre tout pour mes athlètes, je suis comme un père pour eux”.

Foto: Jeroen De Meyer

Es-tu plutôt quelqu’un qui pousse tes athlètes ou plutôt quelqu’un qui doit les freiner ?

“Je suis très patient au niveau de la construction d’un athlète. Tu as besoin d’une bonne base. Si je peux comparer à une voiture: je prends tout le temps nécessaire pour construire une belle carrosserie avant de gonfler le moteur. Un jeune athlète doit gagner sur base de la technique et du talent, pas sur base d’entraînements lourds.

Y a-t-il pour toi une grande différence entre les entraînements en hiver et en été ?

“Oui. Durant l’hiver, nous faisons beaucoup plus d’entraînements hors de la piste. Nous chaussons finalement peu les spikes avant janvier. L’été est très qualitatif: peu de répétitions, peu d’entraînements. Mes athlètes ne courent que trois fois par semaine, mais il y a beaucoup d’autres formes d’entraînement durant l’hiver. En été, nous courons encore toujours trois fois par semaine, mais ces autres entraînements prennent alors fin”.

En tant qu’ancien décathlonien, optes-tu pour un entraînement général et varié ?

“Mes athlètes ont une grande quantité d’exercices variés, mais à chaque fois avec un objectif spécifique pour le sprint. Lors d’un entraînement de musculation, ils devront par exemple chaque fois réaliser au moins dix exercices différents. Ils doivent également encore effectuer d’autres exercices à la maison”.

Quelle est pour toi l’importance d’un entraînement de musculation pour les sprinters ?

“Les muscles de maintien sont pour moi beaucoup plus importants que les muscles de force pure. Dans les exercices de base au niveau de la force, mes athlètes ne sont en réalité pas très puissants. Ils doivent avoir conscience de la raison pour laquelle ils effectuent un exercice, ils s’y familiarisent et puis seulement le poids peut augmenter”.

Julien Watrin Foto: Jeroen De Meyer

Combien de fois par semaine allez-vous à la salle pour travailler la forc ?

“Pour Julien Watrin et Robin Vanderbemden, jusqu’à neuf fois par semaine. Ils y suivent trois entraînements de force pure, trois entraînements de maintien et trois entraînements de renforcement de leurs pieds et chevilles”.

Bénéficies-tu d’un soutien suffisant en tant que coach ?

“Grâce à Julien et Robin, et à mon club Seraing, je ne dois aller travailler qu’un jour par semaine à côté de l’athlétisme. Je ne gagne pas beaucoup d’argent, comme certains entraîneurs aux Etats-Unis, mais assez pour en vivre. Je dois admettre que j’ai la chance de pouvoir vivre ma passion de cette manière. Le seul problème reste le manque d’infrastructure, et surtout l’absence d’une salle indoor”.

Qui paye concrètement ton salaire ?

“L’ADEPS paye deux cinquièmes, le club paye deux cinquièmes et un cinquième vient encore de mon travail chez Decathlon.”

Pour terminer: si tu te mettais à rêver, qu’espèrerais-tu pour Robin et Julien aux Jeux de Tokyo en 2020 ?

“Pour Robin, un record de Belgique sur 200 mètres. Pour Julien un record de Belgique sur 400 mètres haies. Les Belgian Tornados décrocheraient une médaille dans le 4×400, avec Robin et Julien dans l’équipe en finale”.