Dat Roger Moens een man is met een mening, wist u ondertussen. Maar de voormalige wereldrecordhouder op de 800 meter is ook een kwieke negentiger die eindeloos uitslagen analyseert en daar conclusies uit trekt. Het leidde tot een opmerkelijk voorstel: Moens pleit ervoor om de derde poging af te schaffen in het hoog- en polsstokspringen. Een gastbijdrage.

In alle geledingen van de maatschappij wordt aanvaard dat iedereen een tweede kans verdient, maar er is nooit sprake van een derde. In het tennis wordt dat principe letterlijk toegepast. Bij zijn eigen opslag krijgt de speler een tweede kans. Geen derde. In de atletiek werd de regel van drie sprongen in hoog- en polsstokspringen ingevoerd liefst 150 jaar geleden. Waarom heb ik niet kunnen achterhalen. Het lijkt me evenwel voorbijgestreefd in de huidige context.

Hebben drie sprongen in plaats van twee wel enige zin? Bij nader toezien blijken aan twee achtereenvolgende nulsprongen in plaats van drie heel wat voordelen verbonden. Ten eerste gaat er minder tijd verloren. Al te lange atletiekmeetings worden gevoelig korter en meer genietbaar. In Amerika experimenteert men al met het alleen nog uitzenden van de ontknoping van bepaalde sportwedstrijden.

Foto: Golazo

Ten tweede worden de betere springers, zeker op grote kampioenschappen zoals Olympische Spelen of wereldkampioenschappen, niet verder benadeeld door het veel te lang wachten om te kunnen springen.

Ten derde kom je door de vroegere uitschakeling van de minder goede springers veel sneller tot de kern van de discipline, namelijk het springen voor het verdelen van de medailles. De spektakelwaarde stijgt. Wat willen de mensen zien? Toch hoogspringers die het proberen op 2m35 en meer?

Ik heb de resultaten geanalyseerd van alle mondiale kampioenschappen sinds het jaar 2000. Als je met terugwerkende kracht zou invoeren dat een atleet uitgeschakeld is bij twee nulsprongen, zou je in het hoogspringen bij de mannen in 8 van de 15 kampioenschappen toch precies hetzelfde podium krijgen. Meer nog, 38 van de 45 medaillisten zouden op die manier nog altijd een medaille hebben gewonnen. Een voorbeeldje: de olympische finale in 2016: het podium zou er precies hetzelfde uitzien met twee pogingen, inclusief de hoogtes: Drouin (2m38) wint, voor Barshim (2m36) en Bondarenko (2m33).**

Bij de vrouwen gaat het zelfs om 10 van de 15 podia die er hetzelfde zouden uitzien en 42 van de 47 medaillewinnaars die nog altijd een medaille zouden winnen. Per wedstrijd zijn er de volle 23 ‘overbodige’ sprongen geleverd.

De analyse van het polsstokspringen is in vele opzichten vergelijkbaar met die van het hoogspringen, maar het polsstokspringen is meer beïnvloedbaar door regen en wind dan hoogspringen en dat veroorzaakt soms verschillen in het aantal nulsprongen. Toch zouden bij de mannen 35 van de 45 atleten hun medaille behouden.

Mondo Duplantis – Foto: Maxime Delobel

Enkele uitzonderlijke uitslagen zien er wel helemaal anders uit. De Australiër Dmitri Markov, wereldkampioen in 2001, faalde tweemaal op zijn openingshoogte van 5m75 en zou dus uitgeschakeld geweest zijn zonder één echte prestatie geleverd te hebben. De Nederlander Rens Blom, primus op de wereldkampioenschappen 2005 in Helsinki met een sprong van 5m80, zou eveneens blut teruggekeerd zijn want hij moest driemaal springen op zijn aanvangshoogte van 5m50.

Bij de vrouwen winnen 42 van de 45 podiumatleten nog altijd een medaille. Bij elke wedstrijd zouden er gemiddeld 24 sprongen minder moeten worden afgewerkt. Enorme tijdswinst en een opwaardering van het spektakel.

Roger Moens

** Voor de liefhebbers: een volledige lijst van de door Roger Moens geanalyseerde wedstrijden van de afgelopen 20 jaar, is verkrijgbaar bij onze redactie.

1 REACTIE

  1. Lopers vs kampers daar komt het op neer. Werpers zijn ook overal het zwart schaap, 3 pogingen +1 of zelfs kortweg geen discus meer in de Golden League, laat staan hamer. Nee er zijn ook mensen die naar een atletiekstadion gaan om de technische nummers te zien.

Reacties zijn gesloten.