Jonathan Sacoor kwam maandag niet in de buurt van de olympische finale en eindigde als 22e. Hij was na afloop bijzonder hard voor zichzelf en wilde geen enkel excuus inroepen voor zijn tegenvallende prestatie.

“Ik ben goed vertrokken, maar daarna heb ik amateursfouten gemaakt”, begon Sacoor zijn analyse. “Na 150 meter zag ik dat ik op kop liep, en ben ik te passief beginnen lopen. Dan was de wedstrijd gedaan. Mijn opdracht was om agressief te blijven, en ik heb exact het tegenovergestelde gedaan.”

De Belgian Tornado had iets helemaal anders verwacht van zijn halve finale. “Er zat veel meer in en ik had hoge verwachtingen. Hier zijn geen excuses voor. Ik heb simpelweg slecht gelopen. De fout ligt compleet bij mezelf. De voorbereiding was moeizaam, maar dat is geen reden om hier zodanig onder mijn niveau te lopen. De 400 meter blijft een hard evenement, en ik ben gekraakt onder de druk.”

Krijgt de 400 meterloper nu onder zijn vijs van coach Jacques Borlée? “Niet harder dan dat ik mezelf onder mijn vijs ga geven”, luidt het antwoord. Welk gevoel overheerst er dan? Teleurstelling? Boosheid? “Allebei”, zei een zwaar gedesillusioneerde Sacoor, die opvallend kort van stof was.

Sacoor moet nu proberen om zich op te lappen voor de 4×400 meter op vrijdag en zaterdag. “Dit doet pijn, maar nu moet ik opnieuw de focus vinden en maken dat ik er sta met de 4×400 meter”, beseft hij. “Ik weet dat de vorm er is. Ik dacht zeker onder de 45 seconden te lopen. Momenteel is het een schrale troost dat de aflossing er nog aankomt, maar het is wel een nieuwe kans om me te tonen”, besloot hij.