De trainer besteedt honderden uren aan zijn atleten, meestal vrijwillig, en krijgt daar slechts zelden een schouderklopje voor in de plaats. Achter elke sterke atleet staat nochtans een minstens even sterke trainer. Atletieknieuws plaatst daarom enkele trainers in de kijker. We beginnen met voormalig Belgisch kampioen Tim De Coster, vandaag actief als coach in het hamerslingeren.

Wat trok je aan in het trainersschap?

“Ik ben jaren gepassioneerd bezig geweest met het hamerslingeren en die passie doorgeven aan een nieuwe generatie geeft evenveel voldoening als je eigen records proberen te verbeteren. Bovendien creëer je een zeker nalatenschap en heb je de kans om een positieve invloed te hebben in het leven van jonge atleten. Ik zou het ook jammer vinden om de kennis, die ik in de loop der jaren heb opgebouwd, zomaar verloren te laten gaan. Zeker omdat hamertrainers dun gezaaid zijn in België. Je zou kunnen zeggen dat ik de verantwoordelijkheid voelde om het hamerslingeren terug een beetje meer op de kaart te zetten.”

Heb je het gevoel dat dat lukt?

“Omdat ik momenteel niet veel tijd heb om in de breedte te werken, werk ik het liefst met een kleine groep atleten. Het voordeel is dat ik individueel en gericht kan werken en ik denk wel dat dat er toe heeft bijgedragen dat die atleten een degelijk niveau halen. Of ik in staat ben om consistente resultaten neer te zetten met een grotere groep moet nog blijken, maar dat neemt niet weg dat ik wel met voldoening kijk naar het resultaat dat mijn atleten al hebben neergezet.”

Wat is er typisch aan het trainen voor hamerslingeren?

“Het hamerslingeren is uniek in de zin dat we steeds contact houden met de grond, gedurende de hele worp. Het is de enige discipline waar dat het geval is. In andere disciplines wordt er getracht de contacttijd zo kort mogelijk te houden. Dat maakt dat we bijvoorbeeld aandachtig moeten zijn hoe we explosiviteit gaan trainen. Sprinten en plyometrie zijn goede manieren om explosiviteit te trainen, maar een lange contacttijd is bij deze trainingsmethoden uit den boze. In het gewichtheffen daarentegen, wordt er wel kracht geleverd door middel van contact met de grond.”

Tim De Coster in 2014 – Foto Jasper Jacobs

Wat onderscheidt in jouw ogen een goede (hamer)trainer van een minder goede?

“Een goede trainer moet openstaan voor verschillende visies en bereid zijn om ervan bij te leren en zijn aanpak durven veranderen. Daarnaast is een sterke technische bagage uiteraard zeer belangrijk. Een trainer moet in staat zijn om de oorzaak van een technische fout aan te pakken en het juiste ‘commando’ te gebruiken zodat de atleet begrijpt wat hij moet doen. Je kan bijvoorbeeld zeggen dat de atleet zijn rechtervoet eerder moet plaatsen, maar dat is het resultaat dat je beoogt en je zegt niet hoe hij dat kan bekomen. Daarnaast moet een goede hamertrainer ook weten hoe hij kracht implementeert in het trainingsschema. Je kan sterk zijn als een beer maar daarom ga je nog niet ver met de hamer gooien. Kracht blijft zeer belangrijk, maar sterker is niet altijd beter.”

Hoe sta jij in de discussie over krachttraining op jonge leeftijd?

“Ik ben in het algemeen voorstander om op relatief jonge leeftijd de techniek van de basisbewegingen aan te leren, maar ik ben geen voorstander om al snel aan een hoge intensiteit kracht te trainen en bouw de intensiteit en het volume stelselmatig op. In de jeugdcategorieën ben je trouwens veel meer met het juist versnellen van de hamer. Vandaar ook het belang van jonge atleten veel met lichte hamers te laten gooien. Kracht speelt op dat moment geen grote rol en je hebt tijd genoeg om atleten sterk te maken. Techniek en ritme in de worp aanleren zijn veel belangrijker.

Zou je het een goed idee vinden om voor disciplines als hamer, waarover in België niet zoveel kennis huist, tijdelijk buitenlandse coaches in te huren?

“Ik zou het enkel een goed idee vinden moest een buitenlandse topcoach ook andere trainers opleiden en zijn kennis delen. Enkel een coach aantrekken om beloftevolle atleten te trainen, heeft enkel resultaat op korte termijn. Je krijgt op die manier misschien enkele goede hamerslingeraars, maar als de coach andere oorden opzoekt zit je terug met hetzelfde probleem en is de kennis niet groter geworden.”

Is er zo een coach die je wel bewondert?

“Als hamerslingeraar kan je uiteraard niet voorbij Anatoly Bondarchuk. Het werk dat hij heeft afgeleverd heeft het pad geëffend voor vele andere trainers. Maar daarnaast heb ik ook bewondering voor Derek Evely, een Canadese coach met ervaring in verschillende atletiekdisciplines en ook in het hamerslingeren. Hij heeft een enorme know-how over techniek en periodisering, heeft ervaring in het trainen van jonge én elite-atleten en is tevens directeur geweest van het high performance center in Loughborough. Hij is een vat vol kennis en deelt die kennis ook.”

Moet er in jouw ogen meer samengewerkt worden tussen trainers? Bijvoorbeeld via snelheidstraining onder leiding van een spurtspecialist en krachttraining onder leiding van een krachtspecialist.

“Ik ben zeker voorstander van kennis delen tussen trainers, hoe meer wisselwerking hoe beter. Werken met verschillende trainers voor kracht en techniek, daar sta ik iets terughoudender tegenover. Wanneer er meerdere mensen betrokken zijn bij het opstellen van het trainingsschema, wordt het snel complex. Het kan werken, maar dan moet er wel een zeer goede en directe communicatie zijn tussen de trainers, moeten ze eenzelfde visie hebben en moet de krachttrainer ook een goede kennis hebben van de specificiteit van de discipline.”