Met een nachtje vertraging blikken we nog eens terug op de prestaties van onze landgenoten die op de piste van Rio in de langere afstanden aan het werk kwamen. Bashir Abdi, Jeroen D’hoedt en Louise Carton gaven allen het beste van zichzelf. Pieter Desmet nam in de steeple aan maar liefst vijf grote toernooien deel, en weet dus een beetje hoe het er aan toe gaat op die kampioenschappen. Hij kan ook inschatten hoe lastig het wel is om de finale te bereiken. Hij gebruikte zijn ervaring om de prestaties van Abdi, D’hoedt en Carton te analyseren.

Bashir Abdi - Foto: Filip Bossuyt
Bashir Abdi – Foto: Filip Bossuyt

Bashir Abdi deed de dubbel 5.000-10.000. Hoe vond je hem presteren?

“In zijn 10 kilometer heeft hij het beoogde doel van top zestien niet gehaald, maar met zijn top twintig mag hij best tevreden zijn. Met een tijd van 28″01 na een traag wedstrijdbegin denk ik dat er niet veel meer in zat dan wat hij presteerde. Mits een perfecte winter had er waarschijnlijk meer ingezeten, maar zelfs dan lijkt een 15e plaats het hoogst mogelijke in deze ‘half’ tactische wedstrijd. Ik denk dat hij dit zelf ook wist, en dat hij dan ook wijselijk koos voor een iets rustigere start dan dat we van hem gewend zijn. Een heel mooie prestatie. Op de 5 kilometer overleefde hij de reeksen niet, iets wat met zijn PR en zelfs met zijn SB mogelijk lijkt, maar tijden voor een kampioenschap willen weinig zeggen. Voor de wedstrijd gaf ik hem amper kansen om de finale te halen. Met een 10 kilometer in de benen en omstandigheden die door de warmte een pak zwaarder waren, wist je op voorhand dat het moeilijk zou worden tegen mannen die fris aan de start zouden komen. Opmerkelijk weinig atleten gingen trouwens voor de dubbel. Slechts drie van de negen die het probeerden, haalden de finale van de 5 kilometer:  Farah, Ahmed en Cheptegei, mannen die op zich nog een trapje hoger staan dan Abdi. Persoonlijk vind ik dat hij het uiteindelijk heel goed deed. Hij zat attent vooraan, ging goed mee toen het echt begon, maar moest ze op het moment van de waarheid ze laten gaan. Zou hij het wel gehaald hebben zonder 5 kilometer? In zijn reeks niet. In de andere serie had hij misschien een kans gehad. Op zich ligt de 5 kilometer hem iets beter denk ik, maar de keuze voor de 10 is inderdaad wel makkelijker. Je moet geen reeksen overleven en dat is vaak, tenzij je een van de wereldtoppers bent, een loterij. Je mag nog zo snel lopen als je wil, als je geen finish hebt kan je het vergeten. Al bij al dus een mooi positief bilan voor hem.”

Jeroen D'hoedt in actie op het EK in Amsterdam - Foto: Jeroen De Meyer
Jeroen D’hoedt in actie op het EK in Amsterdam – Foto: Jeroen De Meyer

Je trainde zo vaak samen met Jeroen D’hoedt. Hoe schat je zijn prestatie in?

“Jeroen zijn koers is wat je ongeveer kon verwachten als je met een tijd van 8’30 staat. ’s Morgens lopen en in warm weer heeft veel invloed op de langere afstanden, en als je dan nog eens gokt mag je al snel op een vijftiental seconden extra rekenen. Is het normaal een goede tactiek om op kop te lopen en door te gaan? Neen. In Jeroen zijn geval is het echter de enige tactiek die hij kon kiezen, en in mijn ogen dus een goede keuze. De kans dat hij de finale haalde was misschien vijf procent met een super dag. Door snel te starten sluit je alvast een tactisch koers uit waarin hij nul procent kans zou hebben. Springen in groep is zijn ding niet, dus door op kop te lopen verspeelt hij alvast minder energie. Met wat geluk geraakt hij mee tot twee kilometer en krijgt hij misschien vleugels en kan hij boven zichzelf uitstijgen. De andere kant van de medaille is dat die tactiek enkel lukt als je Anthony Famiglietti heeft, één van de snelste van het veld bent of je veel geluk hebt met de tijdsnelsten. Hij heeft het geprobeerd en het is niet gelukt. Beter dat dan mislukken en niet proberen. Het blijft uiteraard geen tijd waarvoor hij met steeple is begonnen. Jeroen moet met zijn capaciteiten zeker rond de 8’20 kunnen lopen. Zijn vlakke wedstrijden tonen aan dat hij zeker goed zat, dus zit het probleem bij zijn techniek. Deze is niet goed, maar zeker geen ramp. Probleem is echter het energieverlies dat gepaard gaat met zijn manier van springen. Dit heeft blijkbaar toch veel invloed. Hij moet dit dus proberen weg te werken. Indien dit niet lukt, heeft het weinig zin om door te doen op de steeple.”

Foto: Jeroen De Meyer
Foto: Jeroen De Meyer

Louise Carton tot slot. Wat vond je van haar 5.000 meter?

“Geen finale voor Louise, maar dat was uiteraard ook niet verwacht. Idem als bij Abdi zat er waarschijnlijk wel iets meer in indien ze zich niet zou geblesseerd hebben in de laatste maanden voor de wedstrijd. De laatste voorbereidingen waren nochtans wel super, maar een 5.000 meter is geen 1.500 meter of 3.000 meter. Met 15’34 bevestigt ze toch maar weer mooi. Die tijd is zeker 15’25 waard in de avond en in iets frissere omstandigheden. Voor een finaleplaats is het verschil nog iets te groot. Binnen 4 jaar lukt haar dit wel!”