Cedric Nolf maakte enkele jaren geleden de overstap van de tienkamp naar het verspringen. Dit jaar wordt hij 27 en is het stilaan tijd om zich met de grote jongens te gaan meten. Tot nu toe kwam hij al tot 7m89 outdoor en 7m91 indoor. De EK-limiet is met 7m96 niet meer veraf. Als hij een substantiële progressie boekt, en daar gelooft hij rotsvast in, is zelfs het minimum voor Rio van 8m15 niet buiten bereik. De verspringer combineert zijn atletenbestaan in Gent met een job als trainer aan de topsportschool, waardoor zijn dagen steeds meer dan goed gevuld zijn.

Wat heeft dit indoorseizoen jou geleerd, zit je op schema voor het outdoorseizoen?

“Het indoorseizoen was het moment om het nieuwe trainingsplan te testen. Het was de eerste winter die ik afwerkte onder leiding van Lieve Van Mechelen en Gert Messiaen. De trainings- en wedstrijdresultaten van afgelopen winter tonen ons waar er nog wat bijsturing nodig is. Het belangrijkste wat we geleerd hebben is dat er nog meer gewerkt moet worden op enkele technische aspecten, met de afstootvoorbereiding in het bijzonder. Daarnaast heeft de winter ook geleerd dat de snelheidstrainingen heel goed aanslaan!”

Hoe heb je het afgelopen maanden aangepakt? Heb je iets veranderd ten opzichte van vorig jaar?

“Begin maart eindigde ik mijn indoorseizoen met een PR op de 60m (6”89) en een weekje relatieve rust. Daarna pikten we snel de draad terug op met enkele volumeweken. Dan werk ik vooral op snelheid en kracht. Momenteel zijn we aan de technische punten aan het schaven. Ik werkte alle trainingen af op mijn homebase in Gent en af en toe bij Lieve in Herentals. Vanwege mijn job in de topsportschool is het moeilijker om gedurende meerdere weken afwezig te zijn en dus op stage te gaan. Ik vind het dan ook een te dure investering om slechts 1 of 2 weken naar het buitenland te gaan. Bovendien spaar ik liever mijn vakantiedagen op in functie van eventuele zomerse kampioenschappen of buitenlandse competities. Al moet ik zeker toegeven dat wat zonlicht tijdens de wintertrainingen wel deugd zou doen. Wat ik dit jaar wel ingepland heb, zijn verlengde weekends in Duitsland. Zo had ik de mogelijkheid om te trainen en testen in trainingscentra in Saarbrücken en Keulen. Daar kunnen we beroep doen op de enorme Duitse kennis en faciliteiten.”

Met welke ambities trek je deze zomer de spikes aan? Denk je vooral aan bepaalde afstand? Of zit je helemaal met Amsterdam of Rio in je hoofd?

“Afgelopen winter had ik door de opmerkelijke progressie op vlak van snelheid en kracht hoge verwachtingen voor het indoorseizoen. Die verwachtingen werden niet volledig ingelost, waardoor ik mooi met de voeten op de grond werd gezet. Het heeft mij wel scherp gehouden om hard te blijven werken en volgende keer beter te doen. De enige reden waarom ik train is om mij te kunnen meten met de beste atleten. Als ik mijzelf verbeter en een PR spring, dan kom ik in de buurt van internationale kampioenschappen. Deze zijn uiteraard een doel en drijfveer waarom ik train.”

Hoe groot schat je de kans dat je straks in Amsterdam staat?

“80%.”

 Welke wedstrijden staan reeds gepland?

“Ik kom een eerste keer in actie met VAC op de interclub. Daar is vooral het resultaat voor de club van belang. Een week later kom ik waarschijnlijk aan de start van de FBK-games in Hengelo. Buiten een Urban-meeting in Gent op 5 juni staan de andere competities nog niet 100% vast. In de maand juni wil ik groeien naar mijn beste niveau.”

Jij geeft zelf ook training aan jonge atleten: wat is voor jouw cruciaal in het begeleiden van jonge atleten?

“Er zijn een aantal zaken die ik cruciaal vind bij jonge atleten: dat ze plezier hebben, technisch écht goed geschoold worden zonder de fysieke ontwikkeling uit het oog te verliezen en de juiste mindset creëren. Met dat laatste bedoel ik vooral dat de atleet alle “Rockyaanse” praktijken die circuleren de juiste plaats kunnen geven. Maar al te veel hoor ik zaken zoals: “als je niet moet kotsen heb je niet goed getraind” of “no pain, no gain”. Topsport is inderdaad een extreme vorm van sportbeoefening, een kunst. Men probeert alles efficiënt en doordacht te plannen in functie van het einddoel. Dat doét op bepaalde momenten ook pijn, maar kapottrainen is geen doel en zeker geen kunst, dat kan elke idioot.”

Tot slot, een gokje, hoeveel medailles haalt België in Amsterdam en wie zorgt daarvoor?

“Het worden vier medailles, omdat ik in een goeie bui ben! Wie daarvoor zorgt mag je zelf invullen, ik ga mijn collega’s geen extra druk opleggen.”