Naast een kleine top, met jeugdige exponenten Renée Eykens (2:05) en Lotte Scheldeman (2:07), gaapt op de 800m bij de dames toch vooral de leegte. Wie beter om enthousiast in die leegte te duiken dan Yentl Vandenberghe (23)? De AVLO-atlete, in 2010 al goed voor 2:08, groeit na vier jaar (blessure)last en persoonlijke tegenslagen weer naar haar beste vorm. Een verhaal van herrijzenis in de aanloop naar de paasdagen. Moet kunnen. Een bijdrage van Tim Van der Heyden.

Yentl, in augustus 2010 – toen 19 jaar – snelde je op de Weltklasse in Zürich naar 2:08.86 op de 800m. Een tijd die potentieel verraadt. Waarom hebben we je sindsdien die tijd niet meer zien verbeteren?

“Sinds april 2010, dus eigenlijk ook al tijdens die bewuste – mijn beste! – zomer, heb ik te kampen met chronische hoofdpijn. Die zomer stond dan ook al deels in het teken van doktersbezoeken. Allemaal gingen die specialisten op zoek naar oorzaken voor de plots opgekomen hoofdpijn. Tot op vandaag blijft het gissen.”

“Ik maakte dat seizoen ook de overstap van trainer Dirk Engelen naar Fernando Olivia, omdat ik eindelijk vol voor de meerkamp – mijn eerste en grootste liefde – durfde en wilde gaan.  Maar de hoofdpijn werd steeds heviger en artsen raadden me aan om een sportvrije periode in te lassen. Daarna volgden periodes van trainen, noodgedwongen rust en doktersbezoeken elkaar op. Met ook nog eens een operatie aan beide voeten is het natuurlijk moeilijk om de conditie te onderhouden, laat staan te verbeteren. Meer dan vier jaar ging het zo door. Gelukkig ben ik koppig, waardoor ik nooit volledig stillag. Kon ik niet lopen, dan deed ik stabilisatieoefeningen. Alles om ervoor te zorgen dat ik op elk moment klaar was voor een comeback mochten de randomstandigheden plots spectaculair verbeteren.”

Yentl Vandenberghe - Foto: Tomas Sisk
Yentl Vandenberghe – Foto: Tomas Sisk

Deze winter klokte je, net als vorige zomer, alweer degelijke tijden. Hoe kijk je terug op je winterseizoen? Je persoonlijke doelen gehaald?

“Vorige zomer was de eerste zomer waarin ik een langere periode ononderbroken heb kunnen trainen. Vanaf vorige zomer word ik ook door een andere trainer begeleid en zijn manier van werken lijkt aan te slaan. Ik kan de trainingen, ondanks de hoofdpijn, vlot afwerken en kan er ook weer van genieten.”

“De aanloop naar de winter verliep nochtans niet zoals verhoopt. Na enkele weken opbouw kreeg ik te horen dat ik twee scheurtjes had in het labrum (de kraakbeenring, red.) van mijn schouder en dat ik in oktober onder het mes moest. Wéér een domper. Gelukkig verliep alles vlotter dan verwacht en kon ik na vier loopvrije weken de trainingen voorzichtig hervatten. Ik had gehoopt om eind januari mijn eerste cross te kunnen lopen; uiteindelijk werd het begin december in Brussel. Oorspronkelijk stond ook enkel het BK universitairen 800m op de planning en, indien dat meeviel, de 800m op het BK alle categorieën. Ik won er respectievelijk goud en brons. Klagen mag ik dus zeker niet. Al gebiedt de eerlijkheid mij wel te zeggen dat het niveau niet vreselijk hoog lag. Met de tijd ben ik niet tevreden (o.a. 2:16.52, red.). Dat mag ook niet, vind ik, met een PR van 2:08, ook al is dat dan vier jaar oud. Doordat het kampioenschappen waren, werd er eerder tactisch gelopen. Jammer. Ik doe het meer voor goeie tijden dan voor goeie plaatsen.”

Nog deze winter liet je, zij het op de cross, al enkele keren Renée Eykens achter je en eindigde je erg dicht bij Lotte Scheldeman; beiden dames die al snellere tijden lieten optekenen dan jouw PR op de 800m. Doet dat dromen? Waar denk je deze zomer uit te kunnen komen?

“Het feit dat ik zowel in Brussel als op het BK korte cross dicht bij Lotte eindig en op beide wedstrijden vóór Renée, gaf uiteraard een motivatieboost. Het voelde vooral goed om weer tussen de kleppers te lopen in plaats van een eind erachter. Maar ik ben de eerste om te relativeren. Een cross is geen 800m. Ik klop Renée misschien wel tweemaal in een cross, maar een solorace naar 2:07 op 800m indoor, zoals zij die liep, zie ik mezelf zeker (nog) niet doen. (Behalve in mijn dromen dan, daar loop ik die wedstrijden intussen al een tijdje. Met sprekend gemak zelfs!)”

De sterke band met je zus Kamille, ook beloftevol atlete, springt in het oog. Hoe belangrijk is zij voor je? Heeft haar aan het werk zien je gemotiveerd om zelf ook altijd te blijven lopen, ondanks de tegenslagen?

“Ik ben altijd heel gehecht geweest aan familie. Het verlies van mijn papa vorig jaar, na drie jaar ziekte, valt dan ook nog altijd ongelooflijk zwaar. De band met mijn zus en mama is in die afgelopen moeilijke jaren wel alleen maar hechter geworden. Mijn zus is mijn toppertje. Voor haar zou ik alles doen. Vorige zomer ben ik mijn seizoen gestart als haas voor haar. Heerlijk om dat te kunnen doen, maar tegelijk ook zonde dat mijn papa dat niet meer heeft mogen meemaken. Doordat zowel mijn zus als ik loop, kunnen we elkaar oppeppen en is het gegarandeerd fun, zowel voor, tijdens als na de wedstrijd. Nu nog de mama overtuigen om weer wedstrijden te lopen. Dat zou hemels zijn.”

“Het feit dat mijn zus nu ook in Leuven op school zit, op de Topsportschool, zorgt ervoor dat we elkaar tijdens de week wat vaker zien en af en toe samen kunnen trainen. Dat zijn elke keer weer hoogtepunten. Haar aan het werk zien, deed me alleen maar meer verlangen naar de piste. Al heb ik sowieso nooit problemen gehad met de motivatie. Ik denk niet dat er ook maar iets is dat die motivatie stuk kan krijgen.”

Als uitsmijter: sommigen kunnen je nog kennen als niet onverdienstelijk speerwerpster. Wat is er met die speer gebeurd? Definitief opgeborgen, of koester je ook in die discipline nog ambitie?

“Met het risico dat ik heel wat mensen teleurstel: die ambitie is nog intact. Je zal me dus wellicht nog steeds met speren zien zeulen op wedstrijden. Zonder training wierp ik vorig jaar 42m. Het maakte me benieuwd naar mijn mogelijkheden. Wat zou ik kunnen als ik wél degelijk kon trainen?  Vorig jaar heb ik de stap gezet en ben ik gestart met speerspecifieke trainingen. Leuk neveneffect: ik begon mij daardoor ook steeds beter te voelen op mijn looptrainingen. Door speer erbij te nemen, is er meer afwisseling in de trainingen en dat maakt het allemaal dubbel plezant. Het feit dat beide trainingen uiteindelijk wat in elkaar verweven werden, heeft er in geresulteerd dat mijn speertrainer nu ook mijn looptrainer is. Dat het vorig jaar bij de specifieke speertrainingen en op wedstrijden allemaal niet wilde vlotten, bleek te liggen aan die twee scheurtjes in mijn labrum, waarvoor ik dus onder het mes moest. De revalidatie zit er intussen volledig op, en sinds enkele weken heb ik groen licht gekregen om mijn krachttrainingen voor de schouder te hervatten en mag ik de speer weer opnemen. Het ziet er momenteel dus niet zo slecht uit voor de zomer. Ik heb er alleszins heel veel zin in!”